Huurder heeft hogere woonquote dan koper

Huren en geld Huurders besteden een groter deel van hun inkomen aan wonen dan huiseigenaren. Vooral 35-minners en 65-plussers hebben een hoge woonquote.

Redactie

17 september 2024

De zogenaamde ‘woonquote’ is het deel van het besteedbaar inkomen dat naar kosten voor wonen gaat. Uit recente cijfers van het CBS blijkt opnieuw wat we uit eerder onderzoek ook al weten: huurders hebben een veel hogere woonquote dan huiseigenaren. Jongeren en senioren die alleen wonen hebben daarbij de hoogste woonquotes.

Ruim kwart van inkomen huurders naar wonen

Het CBS rekende uit dat in huishoudens met een huurwoning ruim een kwart van het inkomen (25,5%) naar kosten voor wonen gaat. Voor huishoudens met een koopwoning is dat 16,6%. Met ‘kosten voor wonen’ wordt niet alleen de huur of hypotheek bedoeld, maar ook lokale heffingen, de energierekening en woonverzekeringen.

Jongeren en AOW-ers hoogste woonquote

Jongere huurders (tot 35) zijn volgens het CBS bijna 30% van hun besteedbaar inkomen aan wonen kwijt. Vanaf 35 jaar stijgt meestal het inkomen, waarmee de woonquote van huurders daalt. Maar bij het bereiken van de AOW-leeftijd vallen veel huishoudens terug in inkomen en komt de woonquote weer hoger uit. Ook wonen ouderen vaker alleen, wat vaak samengaat met een hogere woonquote.

Woonquote lijkt lager dan vroeger

In 2022 rapporteerde het CBS nog dat huurders gemiddeld 36,3% van hun inkomen kwijt waren aan wonen. Het schijnbaar grote verschil met nu komt vooral omdat het CBS het begrip ‘woonquote’ nu anders berekent. In 2022 ging het om een gemiddelde woonquote, nu om een mediane woonquote. Uitschieters -zoals peperdure huurwoningen in de particuliere sector- hebben minder effect op de mediaan dan op het gemiddelde.